Op 1 juni konden we eindelijk ons 15 16 17-jarig bestaan vieren!
Samen met statenleden, (loco)griffiers, collega-rekenkamers en andere genodigden keken we achterom om te leren voor de toekomst. Dat deden we met korte presentaties over de thema’s volksvertegenwoordiging, (budgettaire) kaders, informatievoorziening en de positie van de provincie in relatie tot regionalisering. De presentaties waren gebaseerd op de bundel ‘achteruit kijken om te leren voor de toekomst‘. Voorafgaand aan de presentaties werd de aanwezigen gevraagd ‘kleur’ te bekennen. Met een groen en een rood kaartje kon worden aangegeven of men het eens was met stellingen zoals ‘fragmentatie tast het provinciebestuur aan’ en ‘de financiële invloed van PS is de afgelopen 17 jaar afgenomen’. De aanwezige statenleden namen bij de presentaties al een voorschot op de discussie over de invloed die ze hebben op de besteding van middelen en de rol van investeringsvoorstellen daarbij.
Daarna was het woord aan dhr. Fraanje van de Raad voor het openbaar bestuur. Hij startte zijn verhaal met een anekdote uit 2002. Voor een redactioneel artikel in de Staatscourant interviewde hij toen de commissarissen van de koningin van Gelderland en Overijssel over hun voornemen om de samenwerking uit te breiden en te koersen op 1 provincie in het oosten van het land. Verder dan een goede samenwerking is het niet gekomen! Hij nam de aanwezigen vervolgens mee in trends in overheidsland, schetste de ietwat timide houding van provincies na de kritiek (opgeblazen bestuur, onnodige bestuurslaag) die hen ten deel viel rond 2007/2008 en de manier waarop provincies zich herpakt hebben met focus op de kerntaken. Ook ging hij in op de regionaliseringstrend en constateerde dat de indeling in regio’s per departement varieert waardoor er diverse samenwerkingsverbanden ontstaan met bijbehorende legitimiteitsproblematiek.
Dhr. Fraanje opperde de mogelijkheid om de vrijheid te hebben om de regio-indeling onder de vlag van de provincie te organiseren. In een aantal provincies ís de regio hetzelfde als de provincie, zoals in Drenthe of Zeeland. In andere regio’s, bijvoorbeeld de regio Amsterdam, staat het buiten kijf dat dat de juiste schaalgrootte is om afspraken over -bijvoorbeeld- de jeugdzorg te maken. In Overijssel zou de oplossing gevonden kunnen worden door de bestuurlijke legitimatie van de provincie in te zetten voor samenwerking in respectievelijk Twente, Salland en de kop van Overijssel.
Dhr. Fraanje eindigde zijn verhaal met een felicitatie aan zowel de rekenkamer als aan de statenleden met hún rekenkamer. Voor de statenleden voegde hij daaraan de oproep toe om -voor de kwaliteit van het statenwerk- te zorgen voor goede ondersteuning van de staten. Die, voor alle duidelijkheid, naast de rekenkamer ook de griffie en fractieondersteuning beslaat.
Aan het afsluitende panelgesprek namen naast dhr. Fraanje, mevrouw Jeurink (Statenlid PVDA Gelderland) en de heren Heidema (CdK Overijssel), Bos (plv. voorzitter PS Gelderland en fractievoorzitter CDA) en van Dijk (Statenlid SGP en nestor PS Overijssel) deel.
In de discussie onder leiding van Michael Mekel, voorzitter van de Rekenkamer Oost-Nederland, werd onder meer ingegaan op de gevolgen van fragmentatie voor de bestuurskracht. Daaruit bleek dat fragmentatie vóór de verkiezingen niet zozeer als belemmering voor de bestuurskracht werd ervaren. Fragmentatie als gevolg van afsplitsingen van fracties gedurende de rit vormen een groter probleem. Niet alleen is er meer tijd nodig om alle fracties aan het woord te laten en zijn meer fracties nodig om aan meerderheden te komen, maar vooral de impact van sommige afsplitsingen op de sfeer en de onderlinge verhoudingen speelt daarbij mee. Een ander thema dat aan bod kwam is hoe voorkomen kan worden dat Statenleden -na een intensief interactief proces met de buitenwereld door GS- het gevoel krijgen dat ze niet anders kunnen dan ‘tekenen bij het kruisje’. Uit de discussie kwam naar voren dat het moment dat PS betrokken worden daarbij van groot belang is; niet pas nadat het gesprek met de buitenwacht al volledig gevoerd is. De mogelijkheid om naast inhoudelijke kaders ook kaders voor het proces mee te geven en als PS-lid (als toehoorder) aan te sluiten bij de gesprekken die GS voeren met de buitenwacht, blijkt voor de één een goede manier om de input van de samenleving voldoende in de besluitvorming terug te laten komen. De ander mist door die procesafspraken nu juist de mogelijkheid om de eigen politieke doelen en kleur voldoende te laten horen. Kortom genoeg stof voor discussie en eigenlijk was de tijd te kort!
Met een hapje en een drankje hebben we vervolgens een geslaagd symposium afgesloten!