Gepubliceerde
onderzoeken

ONDERZOEK UITGEVOERD IN OVERIJSSEL EN GELDERLAND
DECEMBER 2011
SamenvattingConclusiesAanbevelingenBestuurlijke behandeling

Verkenning naar provinciale rol in het krimpbeleid

In 2011 heeft de Rekenkamer een verkenning gedaan naar de demografische krimp in Gelderland en Overijssel.

Centraal staat de vraag wat de provincie  kan betekenen in de ontwikkeling en uitvoering van krimpbeleid. We laten op basis van een stappenmodel zien waar de provincie in het krimpdebat staat en geven aandachtspunten mee voor toekomstig krimpbeleid.

We bevelen PS aan om via een bestuurlijke visie duidelijk te maken aan de Gelderse en Overijsselse samenleving wat men van de provinciale overheid mag verwachten, en wat niet. We doen PS de suggestie om het debat over de rol van de provincie op korte termijn te agenderen. Als de provinciale rol voldoende duidelijk is, dan kan een volgende stap zijn om samen met mede-overheden en maatschappelijke partijen een 'routekaart krimp' op te stellen. Via zo'n routekaart maken betrokken partijen aan elkaar duidelijk, welke stappen men gaat zetten in de voorbereiding op krimp.



Verkenning naar provinciale rol in het krimpbeleid

Hoofdconclusie
De hoofdboodschap is dat Provinciale Staten aan zet zijn om de provinciale rol in het krimpbeleid te verduidelijken. Dat kan PS doen door een integrale bestuurlijke visie over demografische krimp op te stellen. Deze visie kan vervolgens een kader bieden voor de provincie en haar partners (gemeenten, maatschappelijke organisaties, burgers) om beleid te ontwikkelen en zo goed voorbereid te zijn op de toekomstige gevolgen van demografische krimp.

Provinciale rollen
Uit de verkenning komen drie rollen naar voren waarmee de provincie vorm kan geven aan haar bestuurlijke verantwoordelijkheid ten opzichte van het krimpvraagstuk. Het gaat de rollen van gebiedsregisseur, kennismakelaar en investeerder. Deze rollen worden op dit moment (2011) als passende rollen gezien. Het kan goed zijn dat in de (nabije) toekomst ook andere rollen naar voren komen. Denk bijvoorbeeld aan de rol van financieel toezichthouder, wanneer de financiële gevolgen van krimp op de gemeentefinanciën helderder worden.

Omslagpunt
We constateren dat krimp steeds meer aandacht van Rijk, provincies, regio's en gemeenten krijgt. In de interviews die we hebben gehouden, wordt aangegeven dat er nauwelijks meer bestuurders zijn die de krimp ontkennen, iets wat eerder wel gebeurde.

Op verschillende plaatsen in het land wordt inmiddels geëxperimenteerd met vormen van krimpbeleid. Het boekje ‘Experimenteren en inspireren’ (nov. 2010) van het ministerie van BZK geeft een aantal voorbeelden. Wat daarin opvalt is dat het veelal gaat om afzonderlijke projecten binnen een specifiek domein, zoals zorg, wonen of onderwijs. Deze experimenten vormen een tussenfase, waarin lokale bestuurders op zoek gaan naar geschikte aanpakken van deelaspecten van de krimpproblematiek. Voorbeelden van een overkoepelende en samenhangende bestuurlijke visie op krimp, komen we nog weinig tegen. We zien in de lokale experimenten wel een omslagpunt in de bestuurlijke keten. De focus schuift van het nationale niveau door naar het decentrale niveau van de provincies, regio’s en gemeenten.


Verkenning naar provinciale rol in het krimpbeleid

We komen tot de volgende aanbevelingen (samenvatting):

1. Krimp komt eraan, maar overdrijf niet
Krimp is een wetenschappelijk onderbouwd gegeven. Krimpbeleid moet gericht zijn op begeleiden, niet op bestrijden van krimp. Krimp leidt in Nederland niet tot spookdorpen: de gevolgen zijn niet dramatisch. Daarmee ontkennen we niet dat voor bepaalde groepen de krimp en zijn gevolgen negatief kunnen uitpakken.

2. Zorg voor duidelijke provinciale rol
Werk de provinciale rol als regisseur, kennismakelaar en investeerder uit voor de concrete beleidspraktijk. Dat helpt andere partijen hun eigen (regionale) positie te bepalen en schept duidelijkheid over wat wel en niet van de provincie verwacht mag worden.

3. De ene krimp is de andere niet
De omvang, ontwikkeling, omslagpunt en gevolgen van demografische krimp zijn sterk situationeel bepaald.

4. Krimp als nieuw denkkader: einde van het groeidenken
Krimp vraagt om een nieuwe manier van denken over de toekomst, en beleid dat daarop anticipeert.

5. Prognoses zijn richtinggevend, niet een blauwdruk voor de toekomst
Gebruik de cijfers uit prognoses als richtinggevend en niet als een blauwdruk voor de toekomst. Focus op de gevolgen voor de (fysieke, economische en sociale) leefbaarheid, niet alleen op de ‘harde’ cijfers.

6. Ondersteun lokale bewustwording
Het is verstandig om het lokale bewustwordingsproces te blijven ondersteunen, want nog niet alle ‘beleidspartners’ zijn voldoende doordrongen van de toekomstige krimp en de gevolgen daarvan.

7. Schep ruimte voor innovatie en initiatief
Er is nog veel beleidsvrijheid voor gemeenten en provincies op het thema krimp. Die ruimte is nodig voor experimenten, pilots, creatieve aanpakken en vernieuwende ideeën. Pak belemmerende regelgeving aan en beloon initiatief van voorlopers. Het huidige financiële overheidsbeleid is grotendeels op groei gebaseerd. Dat is achterhaald. Zoek en ontwikkel nieuwe (passende) financieringsvormen.

Verkenning naar provinciale rol in het krimpbeleid

Overijssel

Aanbieden: Op 21 december 2011 in Overijssel om 10.00 uur aan CdK mw. Bijleveld

Behandeling Commissie: 18 januari 2012

Behandeling Provinciale Staten: 7 maart 2012

Besluitvorming: PS 23 januari 2013: de aanbevelingen van het rapport van de Rekenkamer Oost-Nederland ‘met het oog op morgen. Verkenning van de rol van de provincie in het krimpbeleid’ over te nemen. (ontwerp-besluit PS/2013/60)

Terugkoppeling GS: In juli 2014 stuurt GS een brief aan PS waarin de resultaten van het (krimp)project ‘Anders groeien’ beschreven zijn. In reactie daarop vraagt PS op 7 november 2014 aan de Rekenkamer hoe de resultaten van dit project verhouden tot het rekenkamerrapport. Op 4 december 2014 reageert de Rekenkamer kort in een brief.

Gelderland

Aanbieden: Het rapport is op 14 december 2011 in Gelderland overhandigd aan CdK dhr. Cornielje.

Technische briefing:14 maart 2012

Behandeling Commissie: Gelderland, Cie. RWW, 14 maart en 11 april 2012

Behandeling Provinciale Staten: Gelderland, 25 april 2012

Besluitvorming: Op 11 april 2012 is het concept Initiatiefvoorstel besproken in de commissie ROW en daarbij zijn een aantal wijzigingen cq aanvullingen (zie verslag cie ROW d.d. 11 april) voorgesteld in het Statenbesluit. Het betreft de volgende punten:

• De zeven aandachtspunten van het Rekenkamerrapport voor kennisgeving aan te nemen;

• Het adviesrapport van de Provinciale Raad voor Omgevingsbeleid Transities voor krimp en het Rekenkamerrapport te betrekken bij de uitwerking door GS van de nieuwe Gelderse Structuurvisie;

• Het college te verzoeken om bij alle beleidsterreinen in het bijzonder de woningmarkt, bedrijvigheid en voorzieningen rekening te houden met het facet demografische ontwikkelingen;

• Het college te laten onderzoeken of bij de opstelling van de nieuwe Beleidsbegroting specifieke gelden nodig zijn, waarmee experimenten, innovatieve projecten, pilots en vernieuwende ideeën in het kader van de opvang van krimpproblematiek financieel afgedekt kunnen worden;

• Het college te laten rapporteren voor oktober 2012 wat de invloed van (knellende) regelgeving is op initiatieven voor de opvang van de krimpproblematiek en daarbij te onderzoeken in hoeverre de aanwijzing van regelvrije zones kan leiden tot het stimuleren van initiatieven en innovatieve projecten;

• Het college te laten onderzoeken welke ontwikkeling ten aanzien van de financiële positie van gemeenten in krimpgebieden te verwachten zijn en voorstellen te doen ten aanzien van financieel toezicht op gemeenten.