EMBARGO tot 29 januari 13.00 uur
Toezicht op de naleving van de energiebesparingsplicht door bedrijven is nodig en de energiebesparing die dit oplevert is aanzienlijk, zo constateert de Rekenkamer Oost-Nederland in haar rapport ‘Toezicht levert energie op!’ Mede door de impuls van de provincies Gelderland en Overijssel is de afgelopen jaren werk gemaakt van het toezicht op de energiebesparingsplicht. Voor de toekomst is de aandacht voor het naleven van de energiebesparingsplicht nog niet gegarandeerd.
De Rekenkamer Oost-Nederland heeft een verdiepingsslag gemaakt op de rapporten van de Vereniging van Rekenkamers en de Algemene Rekenkamer naar het toezicht op de energiebesparingsplicht en de informatieplicht. De meer globale resultaten van deze onderzoeken kregen daarmee een Gelderse en Overijsselse inkleuring. Omdat de resultaten van het onderzoek in beide provincies sterk op elkaar lijken, hebben we één bestuurlijke nota met conclusies en aanbevelingen opgesteld.
De energiebesparingsplicht houdt in dat bedrijven energiebesparingsmaatregelen moeten nemen die zij binnen vijf jaar terugverdienen. Deze energiebesparingsplicht bestaat al dertig jaar. De controles op het naleven van deze plicht worden namens provincies en gemeenten uitgevoerd door omgevingsdiensten. De meeste bedrijven vallen onder het bevoegd gezag van gemeentes, voor de meer complexe en risicovolle bedrijven zijn provincies het bevoegd gezag.
Omgevingsdiensten werken risicogericht; bedrijven of activiteiten die het grootste risico vormen, krijgen prioriteit bij toezicht en handhaving. Voor energietoezicht ontbrak, in de afweging met bijvoorbeeld risico’s rond zeer zorgwekkende stoffen, het gevoel van urgentie. Daardoor stond toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht niet bovenaan de prioriteitenlijst.
Energietoezicht kreeg impuls door extra middelen van provincies en Rijk
De afgelopen jaren kreeg energietoezicht meer aandacht bij de omgevingsdiensten doordat zowel het Rijk als de provincies Gelderland en Overijssel hiervoor middelen beschikbaar stelden. Zo zorgden de provincies voor een impuls voor het toezicht op de energiebesparingsplicht bij bedrijven onder gemeentelijk bevoegd gezag door het inzetten van een subsidieregeling. De subsidieregeling zorgde ervoor dat gemeenten werden gestimuleerd om opdrachten voor energiecontroles te verstrekken aan omgevingsdiensten. Met deze middelen en de middelen van het Rijk zijn omgevingsdiensten de afgelopen jaren in staat geweest om expertise op te bouwen en energietoezicht als volwaardige tak te ontwikkelen.
Aanzienlijk deel bedrijven houdt zich niet aan energiebesparingsplicht
Inmiddels zijn vele bedrijven gecontroleerd en wordt duidelijk dat een aanzienlijk deel van de bedrijven zich niet (volledig) aan de energiebesparingsplicht houdt. Toezicht en handhaving zijn blijkbaar nodig om bedrijven zo ver te krijgen. Hoeveel energie er precies bespaard wordt, is lastig om in beeld te brengen. Een indicatie laat zien dat de jaarlijkse besparing gelijk staat aan het energiegebruik van honderden zo niet duizenden huishoudens.
Aandacht energiebesparingsplicht toekomst niet gegarandeerd
Omdat de extra middelen die de provincies ter beschikking stelden een tijdelijk karakter hebben en ook de extra Rijksmiddelen eindig zijn, moet energietoezicht straks opnieuw ‘concurreren’ met toezicht op andere aspecten. De Rekenkamer Oost-Nederland beveelt daarom aan om te zorgen voor continuïteit in de financiering van energietoezicht. Daarnaast beveelt de rekenkamer aan om de resultaten zo goed mogelijk zichtbaar te maken, dit helpt om partners binnen de omgevingsdiensten het belang van energietoezicht te laten inzien.
Hoofdconclusie
Ondanks dat de energiebesparingsplicht al dertig jaar bestaat, houdt een aanzienlijk deel van de bedrijven zich niet aan de energiebesparingsplicht. Energietoezicht en handhaving zijn – blijkbaar – nodig om bedrijven te bewegen om energie te besparen. Hoe groot de energiebesparing als gevolg van het nemen van energiemaatregelen exact is, is heel lastig aan te geven. Indicaties hiervan laten echter zien dat de besparing substantieel is en dat toezicht loont.
Energietoezicht kreeg door de risicogerichte insteek binnen vergunningverlening, toezicht en handhaving lang geen prioriteit. Mede dankzij een impuls van de provincies Gelderland en Overijssel kreeg toezicht op de energiebesparings- en de informatieplicht de afgelopen jaren invulling en staat energietoezicht op de kaart. Hoewel energietoezicht inmiddels onderdeel is van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten en zij investeerden in de opbouw van expertise, is dit geen garantie dat energietoezicht in de toekomst niet opnieuw te weinig aandacht krijgt.
Deelconclusies
Een aanzienlijk deel van de bedrijven houdt zich niet (volledig) aan de energiebesparingsplicht ondanks dat deze sinds 1993 van kracht is. Toezicht en handhaving zijn nodig om bedrijven hiertoe te bewegen, zelfregulering heeft niet gewerkt. Toezicht loont dus en levert energiebesparing op. Het is heel lastig om de exacte omvang van de besparing in beeld te brengen. Er kan wel een indicatie worden gegeven. Daaruit blijkt dat de jaarlijkse besparing gelijk staat aan het energiegebruik van honderden zo niet duizenden huishoudens en daarmee substantieel te noemen is.
Door de risico-insteek bij VTH-taken belandt toezicht op de energiebesparings-plicht onder aan de prioriteitenlijst. Dat verklaart waarom energietoezicht tot enkele jaren geleden niet of nauwelijks werd uitgevoerd. De afgelopen jaren zorgden provinciale middelen voor energietoezicht vanuit het programma energie/klimaat – samen met Rijksmiddelen – voor het op de kaart zetten van energietoezicht en het ontwikkelen van energietoezicht als expertisegebied. Ook maakt energietoezicht inmiddels onderdeel uit van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. Daarmee is er nog geen garantie dat energietoezicht ook in de toekomst voldoende aandacht krijgt.
- GS: Zet in op het (zo goed mogelijk) monitoren van de energiebesparing voortkomend uit toezicht en handhaving.
Het zichtbaar maken van de resultaten en effecten – ook al zijn het indicaties – helpt om partners binnen de omgevingsdiensten (gemeenten) het belang van toezicht op de energiebesparingsplicht in te laten zien. Juist ook vanwege de ‘concurrentie’ van andere onderwerpen op het gebied van toezicht en handhaving, is het van belang om de resultaten en effecten van energietoezicht zo goed mogelijk zichtbaar te maken. - PS/GS: Zorg voor continuïteit in de financiering van het energietoezicht zodat opgebouwde expertise behouden blijft. Een optie daarvoor is het inzetten van gelabelde middelen voor energietoezicht bij het budget voor VTH.
Het risico is aanwezig dat opgebouwde expertise verdwijnt, wanneer de financiering van het energietoezicht niet structureel beschikbaar is. Het (binnen of naast het budget voor VTH) beschikbaar stellen van middelen specifiek voor energietoezicht kan dit voorkomen. Gezien het budgetrecht van PS en het gegeven dat GS bevoegd zijn om het VTH-beleidsplan vast te stellen, richten we de aanbeveling aan zowel PS als GS. - PS: Verzoek GS een jaar na de behandeling van dit rapport inzicht te geven in de implementatie van de aanbevelingen.
Met deze aanbeveling die in elk onderzoek terugkomt, bevorderen we de doorwerking van rekenkameronderzoek.
Het rapport is op 29 januari 2025 aangeboden aan de voorzitter van PS Overijssel. Op 12 februari 2025 volgt de aanbieding in Gelderland.