Voor het onderzoek naar energietransitie hebben de vijf provinciale rekenkamers* samengewerkt om een vergelijking te maken van de aanpak van de energietransitie door de verschillende provincies. Doelstelling van het onderzoek is Provinciale Staten van de twaalf provincies inzicht te bieden in de stand van zaken ten aanzien van energietransitie en de mogelijkheid te bieden om van elkaar te leren. Het rapport bevat dan ook geen conclusies, maar wel aanbevelingen.
Klimaatverandering en de effecten van het gebruik van fossiele brandstoffen worden op alle schaalniveaus gezien als een maatschappelijk probleem. Enerzijds wordt de oplossing gezocht in hernieuwbare energie zoals windenergie, zonne-energie, bio-energie en aardwarmte. Anderzijds is energiebesparing nodig; zo min mogelijk energie gebruiken en fossiele energie zo efficiënt mogelijk inzetten. De maatschappelijke en economische verandering die hiervoor nodig is wordt aangeduid als energietransitie.
In de volgende figuur komt tot uitdrukking wat de bronnen zijn van de energie die door de verschillende sectoren wordt gebruikt.
Uit de figuur wordt duidelijk dat er nog een flinke omslag te maken is in de energietransitie. Alle provincies beschikken over een programma om daar een bijdrage aan te leveren. De vergelijking die de provinciale rekenkamers hebben uitgevoerd is samengevat in hoofdstuk 2 van het rapport. Daarin zijn ook de aanbevelingen opgenomen.
*Samenwerking vijf provinciale rekenkamers:
Noordelijke Rekenkamer (Drenthe, Fryslan en Groningen)
Randstedelijke Rekenkamer (Flevoland, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland)
Rekenkamer Oost-Nederland (Gelderland en Overijssel)
Rekenkamer Zeeland (Zeeland)
Zuidelijke Rekenkamer (Limburg en Noord-Brabant)
Hoe stuur en controleer je op een dynamisch beleidsveld met een opgave die de provinciale verantwoordelijkheid te boven gaat? Die vraag zal mening Statenlid zichzelf stellen. Met de aanbevelingen die uit dit onderzoek naar voren komen, willen de provinciale Rekenkamers een bijdrage leveren aan de beantwoording van die vraag.
Aanbevelingen aan PS
- Toekomstige energieprogramma’s zullen nog meer een gezamenlijk programma met andere partijen worden dan nu het geval is. Dit heeft gevolgen voor de rol van PS. Daarom geven we PS de volgende aanbevelingen mee:
- Geef invulling aan uw kaderstellende rol door ambities te formuleren voor zowel korte als lange termijn, met ruimte voor de inbreng van partners in het totstandkomingsproces van deze ambities.
- Geef ruimte aan partners in het netwerk voor de uitvoering; als gevolg van de dynamiek zijn niet alle opties/mogelijkheden op voorhand te voorspellen.
- Verzeker u, naast de verantwoordingsinformatie die u van GS ontvangt, via procesinformatie dat het proces goed verloopt.
- Pak uw rol als ambassadeur door betrokken te zijn in het gezamenlijke proces.
Aanbevelingen aan GS
- Bepaal de weg richting einddoel en stel tussendoelen op. Dat zorgt ervoor dat
de opgave concreet en behapbaar wordt.
3. Reken door wat het ingezette instrumentarium oplevert aan
energiebesparing,productie van hernieuwbare energie en COâ‚‚-reductie en/of
betrek expert judgement bij aanvang van het (nieuwe) energietransitie
programma.
4. Stuur zowel op provinciaal niveau als voor de regio’s in de Regionale
Energiestrategieën aan op:
a. het zoveel mogelijk hanteren van dezelfde terminologie als het gaat
om het formuleren van de ambities ten aanzien van energietransitie.
Aansluitend bij Europese en landelijke afspraken gaat het om:
– Opwekking hernieuwbare energie (in PJ en als % van het
finale gebruik)
– Energiebesparing (in PJ en als % van het finale gebruik)
– COâ‚‚-reductie (in tonnen) het gebruik van vergelijkbare eenheden
en referentiejaren in de te formuleren ambities.
b. Het gebruik van vergelijkbare eenheden en referentiejaren in de
te formuleren ambities.
c. Gelijke ijkmomenten in de periode tussen 2020 en 2050, bijvoorbeeld
elke 5 jaar.
d. Pak dit zoveel mogelijk in IPO-verband op.
5. Maak gebruik van de landelijke Klimaatmonitor voor het in beeld brengen van
effecten en voorzie PS daarnaast van informatie waaruit de inzet van de
provincie en de resultaten daarvan blijkt.
6. Sluit met de indicator COâ‚‚-uitstoot zoals opgenomen op
waarstaatjeprovincie.nl (en de landelijke klimaatmonitor) aan
op de in het BBV opgenomen indicatoren.
7. Stel via het IPO aan BZK voor om twee indicatoren toe te voegen aan de
indicatoren die alle provincies gebruiken voor het thema energietransitie,
te weten:
a. Omvang van finale energiegebruik in TJ en als percentage ten opzichte
van het energiegebruik in 1990.
b. Omvang van hernieuwbare energie als percentage van het finale
energiegebruik.
8. Maak interprovinciaal afspraken over het labelen van middelen voor
energietransitie, zodat inzichtelijk kan worden gemaakt welke financiële
impuls provincies geven aan de energietransitie.
9. Zet in op een gezamenlijke leeragenda door middel van interprovinciale
evaluaties van instrumenten. Zo ontstaat inzicht in de faal- en succesfactoren
van provinciale instrumenten voor de energietransitie.
Aanbeveling aan PS
- Verzoek GS om u over 1 jaar te informeren over de stand van
zaken ten aanzien van de aanbevelingen uit dit rapport.
Het rapport is op 9 en 30 januari 2019 toegelicht aan Provinciale Staten van respectievelijk Gelderland en Overijssel.
De behandeling van het rapport vond plaats op 16 januari in de commissie Economie, Eenergie en Milieu in Gelderland.
PS Gelderland besloten op 30 januari om de aanbevelingen over te nemen.
Op 29 januari ontvingen wij de bestuurlijke reactie van Gedeputeerde Staten van Overijssel.
Het rapport werd op 6 februari besproken in de commissie Milieu en Energie en op 27 februari behandeld in PS Overijssel.