Provincies hebben regelmatig grond nodig om beleidsdoelen te kunnen realiseren. Bijvoorbeeld voor het aanleggen van wegen en fietspaden of het ontwikkelen van natuur. In ons onderzoek concluderen we dat de provincie Gelderland de grondverwerving de afgelopen jaren heeft verbeterd. Tegelijkertijd zijn er in beleid en organisatie nog enkele zaken die verder uitgewerkt moeten worden.
De conclusies en aanbevelingen zijn samengevat in onderstaande infographic. Na de infographic volgt een toelichting.
Kritisch rekenkamerrapport in 2013 aanleiding voor vervolgonderzoek
Drie jaar geleden waren we in ons onderzoek kritisch op de aanpak van de grondverwerving door de provincie Gelderland. Zo werd er niet altijd volgens de afgesproken werkwijze en mandaten gewerkt en waren de interne richtlijnen zoals protocollen en het beleid deels verouderd en aan actualisatie toe. Het onderzoek leidde tot zestien aanbevelingen. Mede daarom besloten we de aanpak van de grondverwerving door de provincie Gelderland opnieuw te onderzoeken en daarbij te kijken naar opvolging van de aanbevelingen uit 2013.
Provincie heeft aanpak grondverwerving verbeterd
We concluderen nu dat de provincie is actief aan de slag gegaan met het verbeteren van het beleid, de organisatie en de uitvoering rondom de grondverwerving. Zo zijn er een overzichtsnota grondbeleid en uniform grondprotocol vastgesteld. Ook is er een registratie voor het provinciale grondbezit en een team opgezet dat zich bezig houdt met grondtransacties opgezet. Tot slot lijkt het werken met een onafhankelijke taxatie voordat de grond verworven wordt nu standaard te zijn.
Zaken in beleid en organisatie nog verder uitwerken
Tegelijkertijd concluderen we dat er in het beleid en de organisatie rondom grond nog zaken zijn die verder uitgewerkt moeten worden. In het beleid is er bijvoorbeeld geen aandacht voor de risicobeheersing bij grond of de inhoud van de informatievoorziening aan de volksvertegenwoordigers (Provinciale Staten). Het protocol en de omschrijving van werkprocessen zijn niet op alle onderdelen actueel. Evenmin is in het protocol vastgelegd tot welk bedrag een ambtenaar grond mag aankopenwaardoor omvangrijke financiële besluiten zonder bestuurlijke bemoeienis kunnen worden genomen. Tot slot is de nieuwe organisatie nog niet volledig geïmplementeerd, wat onder andere blijkt uit de inzet van de grondcontroller die verschilt tussen afdelingen. Onze aanbevelingen zijn gericht op deze punten.
Hoofdconclusie
Op basis van het follow-up onderzoek komen we tot de volgende hoofdconclusie:
GS zijn actief aan de slag gegaan met het verbeteren van het beleid, de organisatie en de uitvoering rondom de grondverwerving. Tegelijkertijd biedt het grondbeleid niet op alle punten heldere kaders, zijn het grondprotocol en de Administratieve Organisatie niet op alle onderdelen actueel en is de nieuwe organisatie nog niet volledig geïmplementeerd.
Deelconclusies
De volgende deelconclusies ondersteunen de hoofdconclusie:
Verbeteringen in beleid, organisatie en uitvoering doorgevoerd
GS zijn actief aan de slag gegaan met het verbeteren van de grondverwerving en kozen daarvoor een bredere scope dan alleen de aanbevelingen uit het rekenkameronderzoek. Verbeteringen in beleid zijn het vaststellen van een kaderstellende overzichtsnota grondbeleid en een uniform grondprotocol. Verbeteringen in de organisatie zijn het opzetten van een bezitsregistratie en een cluster grond. Verbeteringen in de uitvoering zijn dat het werken met onafhankelijke taxaties voorafgaand aan de verwerving en toepassing van de RWS-normen bij een deskundigenvergoeding nu standaard lijkt te zijn.
Grondbeleid biedt niet op alle punten heldere kaders
Het grondbeleid biedt niet op alle punten heldere kaders. Zo functioneren de grondstrategieplannen niet als uniform sturingsinstrument, is er geen aandacht voor risicobeheersing in het grondbeleid, zijn er in het grondbeleid geen afspraken met PS gemaakt over de inhoud van informatievoorziening en is er weinig inzicht in de grondverwervingskosten van projecten.
Het protocol en omschrijving werkprocessen zijn niet op alle punten actueel
Het grondprotocol en de Administratieve Organisatie (AO, ambtelijke omschrijving werkprocessen) zijn niet op alle onderdelen actueel. Zo is het protocol niet actueel vanwege ontwikkelingen in de wet- en regelgeving (bv. onteigening). Ook de nieuwe rol van grondcontroller niet duidelijk uitgewerkt. Tot slot is in het protocol niet vastgelegd dat het logboek en de checklist (een document waaruit blijkt dat gewerkt wordt conform de AO) in het dossier opgenomen moeten worden.
Nieuwe organisatie nog niet volledig geïmplementeerd
De nieuwe organisatie is nog niet volledig geïmplementeerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit dat de rol van grondcontroller nog niet bij alle programma’s duidelijk wordt ingevuld, de werkwijze rondom de opdrachten aan het cluster grond per programma verschilt en het grondprotocol niet consequent wordt toegepast.
Op basis van het follow-up onderzoek komen we tot de volgende aanbevelingen:
- Verzoek GS het beleid met betrekking tot grond verder uit te werken. Hierbij gaat het in elk geval om duidelijk te geven over de grondstrategieplannen, de wijze van risicobeheersing, de inhoud van de rapportage aan PS over grond en de budgettering voor grondverwerving als onderdeel van de besluitvorming over projecten en het ter beschikking stellen van financiële middelen.
- Verzoek GS de organisatie en uitvoering verder te verbeteren door:
- te overwegen het ambtelijk mandaat financieel te begrenzen en het besluit hierover te motiveren,
- het grondprotocol actueel te houden en er op toe te zien dat de ambtelijke organisatie de Administratieve Organisatie actueel houdt en
- ervoor te zorgen dat er wordt gewerkt conform het grondprotocol.
- Verzoek GS om een jaar na de behandeling van dit rapport inzicht te geven in de implementatie van de aanbevelingen.
Het rapport is op 28 juni 2017 aangeboden aan de Commissaris van de Koning van de provincie Gelderland. Op 6 september was er een technische briefing voor Statenleden over de onderzoeksresultaten. De commissiebehandeling van het rapport was op 13 september en op 27 september namen Statenleden het besluit de aanbevelingen over te nemen.